Het uiterlijk van de IJslandse Hond heeft de kenmerken van de bekende poolrassen: opstaande oren en een krulstaart.
Het is een middelgrote hond, de ideale hoogte voor een reu is ongeveer 46 cm en voor een teef 42 cm. De staande hond is van opzij gezien rechthoekig, iets langer dan hoog.
Er is een duidelijk verschil in verschijning tusssen reuen en teven.
De vacht bestaat uit een wollige ondervacht en een water- en vuilafstotende bovenvacht, die kort- middel- of langharig kan zijn. De dik behaarde staart wordt trots in een sierlijke krul op de rug gedragen.
Alle vachtkleuren zijn toegestaan, echter één kleur moet overheersen, zwarte honden moeten witte aftekeningen hebben. Een witte bles en witte markeringen op de borst, punt van de staart, poten en tenen komen veelvuldig voor.
De meest voorkomende kleuren zijn rood, wildkleur, zwart, black and tan en crème.
Volgens de rasstandaard moet de IJslandse Hond wolfsklauwen (hubertusklauwen) aan de achterpoten hebben. Deze wolfsklauwen hebben op IJsland een functie, n.l. een beter houvast op de gladde rotsen en in de sneeuw.
De bewegingen zijn licht, vrij en gemakkelijk.