Verwantschap en inteelt


Dieren die één of meerdere gemeenschappelijke voorouders hebben zijn verwant; ze zijn familie van elkaar. Genotypisch lijken verwante dieren meer op elkaar dan willekeurige dieren uit een populatie. Hoe vroeger in de stamboom en/of hoe meer gemeenschappelijke voorouders, hoe groter de verwantschap. De mate van verwantschap kan worden uitgedrukt in een verwantschapsgraad.

Worden verwante dieren met elkaar gepaard dan ontstaat een nakomeling die is ingeteeld. De mate van inteelt hangt af van de verwantschap van de ouders en wordt uitgedrukt in een inteeltcoëfficiënt.
Bij inteelt neemt de heterozygotie af. De kans op optreden van erfelijke afwijkingen of ziekten neemt toe. Ook is de gevoeligheid voor ziekten groter, is de weerstand verminderd en neemt de vruchtbaarheid af; dit wordt wel samengevat als inteeltdepressie.

Verwantschapsgraad (R)

De verwantschap tussen twee individuen drukken we uit in een verwantschapsgraad (R).
De stambomen van de twee individuen bekijken we op gemeenschappelijke voorouders.

Inteeltcoëfficient (F)

De mate van inteelt van een individu drukken we uit in een inteeltcoëfficiënt (F).
De stamboom van dit individu (x) wordt bekeken op gemeenschappelijke voorouders aan vader- en moederskant in de stamboom.

Inteeltdepressie

Door afname van de heterozygotie bij inteelt kan een toename optreden van ongewenste kenmerken en/of afwijkingen die bij homozygotie voor recessieve allelen manifest worden.
Daar staat tegenover dat de bij toenemende homozygotie de fokzuiverheid voor gewenste kenmerken bij een individu of in een populatie kan toenemen.
Worden kruisingen uitgevoerd met lijnen die zijn ingeteeld dan zal een heterosiseffect optreden welke ongeveer eenzelfde mate een positief effect heeft als binnen de lijnen bepaald wordt door inteeltdepressie in negatieve zin.
Processen als vermindering van vruchtbaarheid, verkorting van levensduur, vermindering van weerstand gaan heel geleidelijk. Tussen twee, drie, vier opeenvolgende generaties is er bijna geen verschil te merken. Pas bij een vergelijking over meer generaties blijkt dat er wel degelijk verschil is.

Dergelijke symptomen van achteruitgang in de vitaliteit van een ras worden samengevat met de term ‘inteeltdepressie’. De term zegt het al: inteeltdepressie is het gevolg van het feit dat de individuen binnen een populatie te sterk aan elkaar verwant zijn. Er is onvoldoende genetische variatie, waardoor de populatie steeds kwetsbaarder wordt.

De combinatie van een gesloten stamboek, sterke selectie op exterieur, het uitsluiten van te veel honden om wat voor reden dan ook, inteeltmethoden en het gebruik van populaire dekreuen heeft geleid tot een enorme genetische verarming bij de hondenrassen.